Protestsongs
Columns uit PLATENBLAD
1
Ballad of Fred and Mark
Nico van Apeldoorn
In 1972 vond ik een LP van Bob Gibson bij Discostar in de Damstraat. Discostar was een rare platenzaak: eindeloze rijen van bakken met lp's waarin tweedehands platen, restpartijen, platen met beschadigde hoezen en platen zonder hoes – die werden dan in feloranje eigen Discostar hoezen gestoken – door elkaar stonden, te koop voor een fractie van de normale platenprijs. Er zat geen systeem in en dus kon je alleen maar alle bakken doorbladeren en kijken of iets je aandacht trok.
Wat mijn aandacht trok bij die LP van Bob Gibson was dat ik achterop de hoes zag dat er twee Dylan-nummers op stonden. Dus zonder verder aarzelen de LP voor 2 gulden gekocht, want het was toen nog redelijk uniek dat andere artiesten Dylan zongen en als een zanger dat deed kon je het wel een beetje als een norm gebruiken voor hun stijl of instelling.
Ik kende Bob Gibson niet, eigenlijk kende niemand hem hier. Bij Gibson dacht je eerder aan Don Gibson, een countryzanger die hier wel bekend was, vooral door zijn hit "Oh Lonseome Me”. Die hit van hem was trouwens het eerste countrynummer dat ik ooit hoorde. Bij mijn buurjongen hadden ze een Philips draagbare platenspeler (model AG 9148) en het hitsingletje van Don Gibson. Dat moet in 1959 geweest zijn, ik was een jaar of 11. Misschien was de naam Gibson toch blijven hangen en trok ik daarom die LP in eerste instantie uit de bak bij Discostar.
Thuis ontdekte ik dat de tweede track al zeker de hele LP waard was: het nummer Sam Stone, geschreven door John Prine. Een hartverscheurend lied over een veteraan die terugkomt uit “a conflict oversea” - de naam Vietnam wordt zorgvuldig vermeden - en ten onder gaat aan een in dienst opgelopen morfineverslaving.
"........ And Sammy took to stealing
When he got that empty feeling
For a hundred dollar habit without overtime.
And the gold rolled through his veins
Like a thousand railroad trains,
And eased his mind in the hours that he chose,
While the kids ran around wearin' other peoples' clothes..."
en dan het refrein, dat begon met de onsterfelijke zin:
“There's a hole in daddy's arm, where all the money goes”
In de Rolling Stone-lijst van droevigste nummers aller tijden staat Sam Stone niet voor niets op de achtste plaats.
Ik vind de Bob Gibson versie mooier dan die van John Prine zelf, die gelijktijdig uitkwam – wat nog gedoe bij de platenmaatschappijen schijnt te hebben opgeleverd – terwijl ik meestal toch het origineel van de artiest die het nummer geschreven heeft prefereer.
Eigenlijk was het raar dat ik, die al vanaf 1964 liefhebber van folkmuziek was, Bob Gibson niet kende. Hij is in feite geen onbelangrijke figuur in de folkmuziek. Hij stond mede aan de basis van het folkrevival van de jaren '60, introduceerde de nog totaal onbekende Joan Baez op het Newport Folk Festival van 1959, en inspireerde mensen als Peter, Paul & Mary en the Kingston Trio, die ook zijn songs speelden. Maar ja, dat waren dan wel weer net die folksingers waar ik niet zo kapot van was, te braaf, te netjes, te muzikaal correct. Niet ruw zoals Woody Guthrie of Dave van Ronk en anderen uit de New Yorkse scene waar Dylan zijn eerste inspiratie haalde. En dat brave gold denk ik ook wel een beetje voor Gibson.
Des te meer verbijsterend is het om te horen hoe hij op deze plaat – de eerste plaat die hij in een meersporenstudio opnam en waarop hij dus wat meer instrumentatie en producing gebruikte – het door hem samen met Marion Fisher geschreven nummer The Ballad of Fred and Mark zingt. Een lied over de dood van Fred Hampton en Mark Clark, twee leden van de opstandige zwarte Black Panther-beweging, die op 3 december 1969 door een gecombineerde macht van FBI en plaatselijke politieagenten zonder aanleiding werden doodgeschoten in een flat in Monroe Street in Chicago.
Het lied is opgenomen in 1970, een spannend jaar. De zwarte professor en activiste Angela Davis was voortvluchtig en stond op de lijst van meest gezochte personen van de FBI, Black Panther activist Eldridge Cleaver, schrijver van het succesvolle boek Soul On Ice, was ook op de vlucht en eindigde kort daarna samen met nog een paar door de FBI gezochte activisten als asielzoeker in Algerije (Country Joe McDonald zingt daar in 1971 nog het nummer Air Algiers over op zijn LP Hold On it's Coming) en op de Universiteit van Kent State waren zojuist vier demonstrerende studenten doodgeschoten door de National Guard. Kortom: Amerika begon op een politiestaat te lijken. Dat maakt het volgens mij begrijpelijk dat de meestal vriendelijke Bob Gibson hier zingt:
They’ve taken off their masks, you can see the face they’ve hidden
They don’t seem anymore to care to play at masquerades
See the bullet ridden bodies of Mark Clark and poor Fred Hampton
See the killers smiling faces as they carry them away
They had papers in their hands that the judge had put his mark on
That said that they might search for guns and other contraband
But they were used by madmen and made licenses to murder
Now fascist hordes of hell have been loosed upon our land
Ook bijna 50 jaar later krijg ik iedere keer als ik het nummer weer hoor kippenvel door de woede en verontwaardiging in de stem van deze over het algemeen nette en rustige folksinger. Het blijft een lied dat door merg en been gaat.
LP: Bob Gibson – Bob Gibson – Capitol Records ST-742
Songtekst en song: www.bobgibsonfolk.com/song-ballad-of-fred-and-mark/
Klik hier voor een pdf-versie
Gramschap
Pamflettenreeks