Protestsongs
Columns uit PLATENBLAD
7
Who Are You To Tell Me Not To Smoke Marijuana
Nico van Apeldoorn
Toen ik in 1963 voor het eerst hasj rookte was dat nog een gevaarlijke criminele bezigheid. En stuff op zak hebben was helemaal link: voor je het wist belandde je een paar weken of maanden in de cel en had je een strafblad.
De Phonobar op de hoek van de Herengracht en Thorbeckeplein werd gerund door Cor en Otto en Pops (Otto's vrouw). De muziek van de platenspeler stond altijd hard. Ze speelden de nieuwste jazz-lp's: Lambert, Hendricks, & Bavan at Newport, Olé Coltrane en hits zoals Comin' Home Baby van Mel Tormé en Dat Dere (My Quizzical Kid) van Oscar Brown Jr. Het was een van de weinige plaatsen waar je naar dit soort muziek kon luisteren zonder weggekeken te worden omdat je er niet 'artistiek' genoeg uitzag. Als het druk was, en dat was het vaak, kon het ook meestal wel lukken om een tijdje rond te hangen zonder dat Cor of Otto je opmerkten en vroegen wat je wilde drinken. Voor ons als kids met weinig geld die hun centen liever aan iets anders besteedden dan aan een cola, een biertje of een kop koffie, was dat belangrijk. En als ze je toch eruit stuurden omdat je niets bestelde of omdat je te jong was (nog geen zestien), dan kon je altijd in het portiek rondhangen of op de hoek van de Herengracht.
Het portiek was een trapje van een paar treden naar boven. Daar hingen ook de dealers. Daar kon je als je geluk had speed kopen of hasj of weed. De speed was in die tijd benzedrine of dexedrine. Voor tien gulden kocht je een pakje. Een pakje werd verondersteld een gram te zijn, maar niemand woog iets en de ene gram was een stuk groter dan de andere. Je moest het doen met wat je kreeg. Als je tenminste iets kreeg, want meestal gaf je de verkoper een tientje en zei hij dat hij zo terug was. Dat 'zo' was een rekbaar begrip: het konden drie minuten zijn, maar ook een uur of langer. En soms kwam hij niet terug. Stond je daar de hele avond te wachten. Want als je wegging dan wist je al wat je de volgende dag te horen zou krijgen: Waar was je nou? Je laat me hier voor lul staan met jouw dope op zak. Maar als je bleef tot sluitingstijd dan kon je de volgende dag hem wel aanspreken. Dan kwam er een verhaal over politie waardoor hij de dope in de gracht had moeten gooien, of een simpel “het lukte niet iets te krijgen” en soms een "Ik maak het wel goed met je". En dat gebeurde dan ook wel. Hoewel het ook voorkwam dat hij dagenlang wegbleef. Dan had hij waarschijnlijk erg veel mensen opgelicht en liet hij de boel eerst maar even afkoelen. Om na een week nog te gaan zeuren over een grammetje dat je een week geleden niet had gekregen was niet erg cool.
Met hasj en weed ging het hetzelfde. Weed kocht je in luciferdoosjes: tien gulden voor een doosje. Dat konden grote doosjes zijn, Drie Paardjes bijvoorbeeld, of kleinere zoals Zwaluw. Ze konden volgepropt zitten met uitstekende Congo-weed of vooral takken en nogal wat lucht bevatten. Theoretisch was het drie gram. De hasjiesj was zeldzamer. Als het er was, was het meestal Libanon, rode. Soms was er Marok, maar dat was bijna altijd groene geperste kiff die uit elkaar viel en nauwelijks de moeite van het roken waard was.
Over die speed maakte niemand zich druk in die tijd. Dat was weliswaar illegaal, maar toch een medicijn: moeders slikten immers ook vermageringspillen die pure amfetamine waren, dus gevaarlijk kon dat niet zijn. Nee, dan cannabis: dat was volgens de autoriteiten een gevaarlijk verdovend middel, bijna net zo erg als opium, of misschien wel erger. Maar kort daarna begon gelukkig de mooiste propaganda voor blowen ooit: de ugghe ugghe happenings van Robert Jasper Grootveld op het Spui. Het werd een vaste prik op onze zwerftochten door de stad: Spui, zaterdagavond 12 uur. "En zondags rookt-ie z'n pijpje, dat begrijp je".
Plaatsen waar je veilig kon roken waren er weinig. Een vroeger vriendinnetje van me woonde met haar moeder dicht bij het Leidseplein, daar konden we soms wel terecht. Haar moeder merkte niets of gaf er niet om. Maar het bleef een gevaarlijk bezit: het luciferdoosje met weed of het brokje hasj konden je zomaar in de gevangenis doen belanden. Dat betekende dus: nooit blowen in het openbaar en een continue paranoia als je er mee over straat ging. We wendden ons aan om altijd langs de kant van de gracht te lopen 's nachts, dan kon je je stuff makkelijk in het water droppen in geval van nood.
Mede door Grootveld, door Simon Vinkenoog, door de nieuwe tijdgeest die losbarstte, werd het langzamerhand steeds normaler dat je mensen tegenkwam die blowden. Toch bleef het iets heel geheims, iets waar je mee uit moest kijken. Pas bij Provo, waar ik eind 1965, begin '66, via de happenings op het Spui en vooral via Peter Bronkhorst belandde, maakte ik voor het eerst mee dat iedereen vrijuit over stuff sprak en er ook altijd wel iets te roken was. Eigenlijk raar, want we hadden geen van allen geld en de politie zat ons constant op de nek vanwege onze politieke activiteiten. Bij Provo waren er ook een paar vrijplaatsen waar we ons veilig voelden om te roken (al bleef je altijd opletten wie er waren of wie er binnenkwamen): de kelder op de Oudezijds, de Gnottempel en nog een paar huisadressen en later de provoboot.
Wat Peter en ik ook vaak deden was bij gegoede sympathisanten van Provo langsgaan en in hun huiskamer iets roken: De Provatarische Coolsmoke Test. Er waren er maar weinig die zeiden dat ze “dit in hun huis niet wilden hebben”, maar des te meer die je het wel zag denken. Dat verhoogde ons provotarisch genot. En het maakte ook deel uit van onze propaganda voor legalisatie door de gesprekken over stuff die daardoor ontstonden.
Tegen die tijd rookten we ook al wel soms op straat, vooral 's nachts, maar nooit zomaar: we hadden een aantal plaatsen waar je 'veilig' kon roken. De over het water hangende boom naast het GVB-gebouw op het Leidsebosje bijvoorbeeld, uit het zicht en je kon je stuff altijd nog droppen. Of het diepgelegen portiek op de Amstel met een bocht aan het eind van de trap en met een rooster in de vloer. Het waren vaste plekken die we aandeden op onze tochten door de stad op zoek naar actie.
In dat klimaat, dat in Nederland nog tot 1969 zou duren en in de VS veel langer, was het niet verwonderlijk dat we alle songs die over dope gingen als protestsongs beschouwden. Er zijn er drie die me nog steeds na aan het hart liggenTanger
Geen idee meer hoe ik er aan kwam, dat singletje Tanger van de N.V. Group 65. Ongetwijfeld ergens uit de omgeving van de Phonobar. Later heb ik de groep nog wel eens zien optreden in een andere bezetting, met Henk-Jan Gortzak, die ik ook kende, als zanger in plaats van de legendarische Warner. Maar dat singletje, dat was helemaal in het begin, in '66. Het opzienbarende was natuurlijk dat Warner openlijk zong over stuff: "In Tanger verkopen ze wietjes".
Ze hadden een platencontract met Bovema gewonnen bij een talentenjacht, maar Bovema durfde hun single niet uit te brengen en verschoof het naar Delta, een onderdeel van Negram. Dat was trouwens niet vanwege de wietjes – misschien wisten ze bij Bovema helemaal niet wat dat waren – maar vanwege het feit dat een of andere Amsterdamse jeugddominee de andere kant, het nummer Dank Zij De Heer, als onchristelijk had gekwalificeerd.
Eigenlijk was het een vreemd plaatje voor deze groep. Bij hun live-optredens speelden ze vooral Engelstalige nummers. En hun tweede singeltje Pipe And You Like It dat een paar maanden later uitkwam, ging weliswaar eveneens over stuff, maar was in het Engels en was muzikaal ook veel meer in de tijdgeest, met bijzondere gitaarlicks en een mooie tempoversnelling midden in het nummer. Goeie groep eigenlijk. En dan dus dit plaatje met Nederlandstalige songs. Hoe zou dat gekomen zijn? Het lijkt erop dat ze de underground van de Phonobar en de Groene Kalebas – een andere verzamelplaats voor de jongens en meisjes die wiet rookten – een stem wilden geven. Wel een wat rare stem trouwens met regels als "Ik ben verzot op verdoving (2x), dat gaat nog boven een verloving." Lachen, jòh. Maar "In Tanger verkopen ze wietjes, allemaal voor mij... high, high, high" dat sloot wel aardig aan bij onze gevoelens, al zagen we voorlopig nog geen kans om naar het paradijs Tanger te komen.
Vreemd plaatje nogmaals, want waar kwam dat rare Dank Zij De Heer op de andere kant (eigenlijk de voorkant geloof ik) vandaan? Een eindeloze herhaling van die ene zin, meerstemmig gezongen met minimale begeleiding. Ook behoorlijk gek voor die tijd.
Allebei de kanten werden geboycot door de radio. Wat die wietjes betreft nog wel te begrijpen, maar die lofzang op de Heer? Het schijnt als blasfemisch beschouwd te zijn vanwege het feit dat het een 'beatbandje' was met lange haren, die jongens konden het toch niet menen? En dat nog wel terwijl Warner met zijn heel erg lange haar en zijn blote voeten in sandalen – en dat was drie jaar voor de hippie-tijd best nog wel bijzonder – in de scene vaak "Jezus" genoemd werd.
Toepasselijk trouwens dat hij vele jaren later, na een drugsdoortrokken zwervend bestaan, uiteindelijk inderdaad toch 'in de Heer ging'.Single: Delta DS 1162
Audio: Tanger - Youtube
South of the Border
Barry McGuire is vooral bekend door zijn hit Eve of Destruction van eind 1965.
We vonden het helemaal niks, dat nummer. Het luidde ons afscheid in van de protestsong periode. Niet voor niets kwam het ongeveer gelijk uit met Dylans Highway 61 Revisited en een half jaar na zijn Bringing It All Back Home waarmee hij de simpele protestsongs voorgoed de rug toe keerde en elektrisch versterkte muziek ging maken. Het leek erop dat hij deze ellende al voorzien had.
Natuurlijk was het feit dat Eve of Destruction een grote hit werd op zich al reden om ons af te keren, kom op zeg, als iedereen het goed ging vinden, als het mainstream werd, dan was het niks voor ons. Maar het was ook gewoon geen goed nummer. Het had bij lange niet de poëtische kracht of de analytische onthullende inslag of de humor van nummers als A Hard Rain's Gonna Fall, Pawn in Their Game of World War III Blues (om maar bij Dylan te blijven).
Nu terugkijkend denk ik dat wat me vooral zo tegenstond, was dat het in dit nummer ontbrak aan hoop. Alle songs van Dylan, Seeger, Ochs, Paxton boden uitzicht op een betere wereld. Dit lied van McGuire ging alleen maar over onafwendbare vernietiging, over doomsday, over de Apocalyps. Je zag eigenlijk al aan aankomen dat McGuire in 1971 bekeerd zou raken tot tamelijk fundamentalistisch christendom.
Maar net voordat dat gebeurde maakte hij – volgens de overlevering met behulp van excessief cocaïnegebruik – nog een geweldige plaat, eigenlijk de enige plaat van hem die de moeite waard is. Raar genoeg is het ook een plaat die lang in vergetelheid is weggezonken.
Samen met muzikanten van de Byrds en de latere Eagles maakte hij het album Barry McGuire and the Doctor. 'The Doctor' was de bijnaam van muzikant Eric Hord (gitarist bij o.a. The Mamas & The Papas). Dit was weer zo'n LP die ik uit de bakken bij Discostar viste, op grond van de namen van de muzikanten achterop. En op die plaat staat dus het bijna 6 minuten durende nummer South of the Border. Muziek en sfeer van het nummer weerspiegelden volkomen waar het over ging: het urenlange wachten in de auto in de brandende zon in de eindeloze rij bij de Mexicaans-Amerikaanse grens met "all the kilo's stashed, underneath my bedroll".
Een van de meest highe nummers die ik ken. En de song is voor 1971 opmerkelijk open over het smokkelen van kilo's wiet.LP : A&M Records – SP 77.004
Audio: South of the Border - YouTube
Who Are You To Tell Me Not To Smoke Marijuana
Olaf Stoop was een Provo van het eerste uur. Hij werkte op Schiphol bij de Ako-boekhandel en stopte provopamfletten in de exemplaren van De Telegraaf die hij verkocht. Waarvoor hij natuurlijk door Ako werd ontslagen. Hij verliet Provo al gauw, samen met anderen, omdat hij de beweging te burgerlijk vond worden.
Hij tekende en schreef in 1966 het stripboekje Roza's lotgevallen en een open boekje over de middelen, een uitgave die al zeer vroeg alle kenmerken had van de undergroundstrips uit de USA van tekenaars als Crumb, Gilbert Shelton en anderen, die niemand hier toen nog kende. Je kan het rustig de allereerste undergroundstrip van Europa noemen. Bovendien gaf het stripverhaal eerlijke en heel goede informatie over allerlei drugs, wat toen zeer uitzonderlijk was. Later woonde hij in Antwerpen, waar ik hem een paar keer opzocht.
Met het dealen van hasj verdiende hij genoeg geld om eind jaren '60, teruggekeerd in Amsterdam, zijn stripwinkel/uitgeverij Real Free Press te openen. Tot zijn dood in 1998 bleef hij bezig met het uitgeven van bladen en boeken. Hij was de ontdekker van striptalenten als Joost Swarte en Peter Pontiac.
Het was in zijn winkel dat hij me een singletje cadeau gaf dat hij had uitgebracht met twee songs van Jerry Samuels. Het was een restpartij van een klein Amerikaanse platenlabel. Olaf had Joost Swarte een schitterend hoesje laten tekenen voor deze rerelease. Samuels had in 1966 onder de artiestennaam Napoleon VIX een hit gehad met het nummer They're Coming To Take Me Away Ha Ha. In Nederland verschenen daar zelfs drie Nederlandstalige covers van.
Maar deze twee nummers uit 1973 waren heel wat anders. Op de ene kant stond Who Are You To Tell Me Not To Smoke Marijuana, op de andere kant: I Owe A Lot To Iowa Pot.
Geweldige nummers allebei. Met heerlijke teksten:Oh, I owe a lot to Iowa pot, Iowa grown and bred.
I never knew such beautiful boo
Grew in this groovy land I'm in, and I'm in-
debted indeed to Iowa weed, Iowa bred and born,
O, I owe a lot to Iowa pot, and that's not just Iowa corn.En:
Who are you to Tell Me Not to Smoke Marijuana?
Now listen here:
This is my country too
And I’m just as good as you
And you don’t have my permission
to tell me what to do
to my mind and my bod
just like yours, a gift from God.
So please let me pick my poison
till they lay me in the sod.
Now… hold on..
Mister policeman
leave me alone,
go catch your crooks
stop tapping my phone
Who are you to tell me not to smoke marijuana?Een echt protestlied met een duidelijke boodschap. En dat dus in een tijd dat zingen over cannabis in Amerika nog steeds gewaagd was.
Ondertussen is in Iowa trouwens cannabisolie voor medische doeleinden legaal, maar bezit van marihuana nog altijd verboden.Single: J.E.P. Records – IP 1175, Real Free Press – R.F.P. Record No. 001
Audio I Owe a Lot: YouTube
Tekst I Owe a Lot: Lyrics IowaPot
Audio Who Are You To Tell Me Not To Smoke: YouTube
De complete tekst van Who Are You To Tell Me Not To Smoke Marijuana is niet op internet te vinden tot nu toe. Goed luisteren dus.
Klik hier voor een pdf-versie
Gramschap
Pamflettenreeks