NARCOPROP (2)
Bijlage van Gramschap 25, uitgave oktober 1981.

Bij Gramschap 14 was een eerste Narcoprop boekje verschenen, met een aantal mooie verhalen rond het thema drugs.
Bij Gramschap 17 zat een boekje met informatie en verhalen rond heroïne.
Het tweede boekje NARCOPROP, dat als bijlage bij Gramschap 25 verscheen, bevatte vooral voorlichting over drugs.
Dat werd ingegeven door de wens om tegenwicht te bieden aan de toegenomen stroom van publicaties vol misinformatie en onzin die -mede vanuit de overheid- over Nederland werd uitgestort in een poging het vrijere klimaat rond drugs dat in de jaren '70 was ontstaan terug te draaien.
Het is opvallend dat de informatie uit die in 1981 verschenen Gramschap Bijlage ondertussen nauwelijks achterhaald is.
Wat toen nog niet speelde was de 'veredeling' van wiet tot een plant die weinig meer met de oorspronkelijke hennep te maken heeft.
En ook was er nog geen sprake van XTC, althans niet onder die naam. Er was wel af en toe slechte 'LSD' met een speedachtig karakter. Een drug die door de echte liefhebbers als rotzooi werd beschouwd. Dat dat niet veel later de uitgaansdrug zou worden was toen nog niet te voorzien.
Terwille van de leesbaarheid zijn de meeste pagina's niet als scan maar als tekst weergegeven. Daarbij is de oorspronkelijke lay-out zo veel mogelijk gehandhaafd.


omslag

np2


genot--------
De verscheidenheid aan middelen die de mens heeft gebruikt en nog steeds gebruikt om zich beter te voelen is enorm. Zelfs wanneer we ons beperken tot stoffen die worden ingenomen (dus geslikt, gerookt, gesnoven, etc.) en methodes als meditatie, neuken, bidden, muziek maken en dergelijke buiten beschouwing laten, dan nog is de lijst onafzienbaar.
Over het algemeen wordt tegenwoordig een onderscheid gemaakt tussen medicijnen en genotmiddelen. In wezen is zo'n onderscheid natuurlijk volkomen fictief: er zijn heel wat 'medicijnen' die als enig effect hebben dat de patiënt zich tijdelijk wat beter gaat voelen en heel wat genotmiddelen die ook als medicijn gebruikt worden. Thee en koffie bijvoorbeeld hebben in veel tijden en culturen gegolden als krachtige medicijnen, in andere als verderfelijke genotmiddelen, en gelden bij ons als onschuldige stimulantia ("Daar Knap Je Van Op").

GOD gnot
Vaak is het de religie geweest die het al of niet acceptabel zijn van bepaalde middelen dicteerde. Bij veel godsdiensten is het gebruik van middelen een essentieel onderdeel en wanneer een andere, meestal christelijke, religie de overhand kreeg was vaak één van de eesrte daden een verbod van die 'duivelse' middelen.
bezorgd over het leven en welzijn van z'n burgers als het om het roken van een stick of het eten van een paddestoel gaat. Daarbij worden de meest grove gruwelpropaganda en hetzemethodes vaak niet geschuwd, de hoeveelheid onzin die gespuid wordt door zgn. 'deskundigen' is onvoorstelbaar. De wetenschappers van vandaag doen wat dat betreft niet onder voor hun collega's van een paar eeuwen terug die 'aantoonden' dat je van thee krankzinnig werd en van zelfbevrediging ruggenmergontsteking kreeg.

 

lijn

 



kop3
Groot belang hecht de staat eraan dat de verboden middelen worden voorgesteld als geheimzinnig, vreemd, uitheems. Opium komt uit China, hasjiesj uit Arabië en paddestoelen uit Mexico: geheimzinnige stoffen uit verre, vreemde landen. Dat de Nederlandse papaver uitstekende opium levert, dat hennep over de hele wereld groeit en dat ook Nederland volstaat met hallucinogene paddestoelen, daar hoort men liever niets over. Dat soort informatie moet liever niet bekend worden, niet voor niets werd GRAMSCHAP 14 in beslag genomen en werden honderden exemplaren van de bijlage met informatie over paddestoelen en papavers door de rechtbank verbeurd verklaard.
Hoewel dus aan de ene kant 'vreemdheid' van de verboden middelen wordt verkondigd, doet men tegelijk pogingen om alles terug te brengen tot de eenvoudige wereld van de chemie. Daartoe worden de middelen door de 'deskundige' wetenschappers bij voorkeur ingedeeld in stimulantia (opwekkende middelen), verdovende middelen en hallicunogene (bewustzijnsverruimende) middelen. Dat het effect van het middel afhangt van vele factoren wordt dan maar buiten beschouwing gelaten.
Dezelfde wetenschappers die graag uren mogen discusieren over het verschil tussen de Cru Bourgeois van Chateau X en de Grand Cru van Chanteau Y (die overigens allebei bestaan uit 'n mengsel van Algerijnse en Spaanse wijn), vinden het niet nodig zich te verdiepen in het verschil tussen Columbiaanse wiet en Afghaanse hasj. Hoewel iedere gebruiker kan vertellen dat je van de ene wellicht een hele avond staat te dansen terwijl je van de andere in slaap valt, zijn ze voor de juristen, doctoren en farmaceuten identiek: de werkzame stof, zo hebben ze in hun laboratoria vastgesteld, is in allebei THC (tetrahydrocannabinol). Dat deze THC beinvloed wordt door de tientallen andere, ook werkzame, stoffen die zich in de hennepplant bevinden en dat ook de manier van bewerken en gebruiken invloed hebben op het soort effect dat optreedt, maakt deze deskundigen niets uit. 'Laten we de zaak eenvoudig houden' is hun lijfspreuk.


Dat sommige middelen gevaarlijk zijn bij overmatig gebruik weten we allemaal: alcohol bijvoorbeeld is verslavend en richt ernstige schade aan het lichaam aan, tabak is sterk gewoontevormend en veroorzaker van longkanker en hartaandoeningen, heroïne heeft weliswaar nauwelijks lichamelijke schade ten gevolge maar is zeer verslavend, terwijl cocaïne weer niet echt verslavend is maar wel schadelijk voor het lichaam, en zo kan je nog wel even doorgaan.
Het valt echter onmiddellijk op dat de scheidslijn die de staat trekt tussen toegestaan en verboden niet samenvalt met de gevaarlijkheid van de middelen, zodat we terecht wantrouwend kunnen staan tegenover de argumenten van de machthebbers.
*
De keuze die gemaakt wordt tussen toegestane en verboden middelen berust in werkelijkheid vooral op economische- en machtshandhavingsfactoren.
Kenmerkend is bijvoorbeeld dat in Nederland de autoriteiten zich nooit druk hebben gemaakt over het veelvuldig hennepgebruik onder oud indiesgasten in Den Haag die voornamelijk uit de 'betere' kringen afkomstig waren, maar pas met een grootscheepse gebruikersjacht begonnen toen in de jaren vijftig andere groepen (musici etc.) hennep gingen roken. Of hoe plotseling in Engeland en Nederland de schadelijkheid van opium ontdekt werd toen de zeer winstgevende handel in die stof toch al verloren was gegaan.
*
Hoe gevaarlijk al die op onzin gebaseerde anti-propaganda is wordt bewezen door West-Duitsland waar sinds jaar en dag moeite wordt gedaan om duidelijk te maken dat wiet en hasj minstens even 'duivels' en 'gevaarlijk' zijn als heroïne. Daartoe worden zelfs Duitse versies van buitenlandse films voorzien van een speciaal extra ccommentaar, zoals bijvoorbeeld de bekende film over het popfestival in Woodstock die onlangs op de Duitse TV te zien was gelardeerd met toegevoegde opmerkingen als:

".......Deze jongeren wisten nog niet dat het roken van een stick onherroepelijk zou leiden tot een eenzame dood op een stationstoillet...." enzovoort, enzovoort. Dankzij dit soort voorlichting heeft West-Duitsland het grootste en snelst stijgende aantal heroïne-gebruikers van West Europa.
*
Waar overheid en wetenschap zich schuldig maken aan leugen en bedrog blijft slechts één inlichtingenbron over: de enige echte deskundige, de gebruiker.
Het is dan ook in de eerste plaats op mededelingen van gebruikers dat de informatie in deze GRAMSCHAP-bijlage gebaseerd is.


 verbod



kop

De hennepplant heeft veel goede kanten: van de vezels van de stam wordt touw, papier en garen gemaakt, het zaad levert een nuttige olie en is bovendien uitstekend voer voor kleine vogels en vele volkeren hebben de gewoonte compressen van hennepbladeren op verwondingen te leggen (inderdaad bevat de hennepplant ontstekingtegengaande stoffen). Het meest geliefd is de hennep echter om de hars die hij afscheidt en die de basis is voor wiet en hasjiesj, middelen die door meer mensen op de wereld gebruikt worden dan enig ander middel.

kop2
Er is maar één soort hennep. Onder invloed van klimaat en bodem op de groeiplaats kunnen wel verschillen optreden in bepaalde eigenschappen van de plant. Zo kan de kleur verschillen en in natte streken produceert de plant bijvoorbeeld sterkere vezels. Maar wat belangrijker is: in droge, hete omstandigheden produceert de plant grotere hoeveelheden hars om zichzelf, en vooral z’n bloemen, tegen uitdroging te beschermen. Bij verandering van omstandigheden kan de plant soms enige generaties nodig hebben om zich aan te passen. Dat wil zeggen dat als je zaad uit b.v. Thailand hier plant, het grootste deel van de opkomende planten weliswaar ‘hollandse’ planten zullen zijn maar dat je een goede kans hebt dat onder gunstige omstandigheden de planten toch nog tot een behoorlijke hars-produktie in staat zullen zijn. Als je echter hun zaad weer gebruikt voor de planten van het volgend jaar, dan zal deze tweede generatie al aanmerkelijk meer hollandse planten opleveren en bij de derde generatie zal er geen verschil meer zijn met hollandse hennep.
top



kop

Hennep(Cannabis Sativa)ook Kennep en Kemp geheten. Deze nuttige, voor de vervaardiging van touwwerk, zeildoek enz. geschikte plant behoort oorspronkelijk in Perzië en Oost-Indië thuis, maar is vandaar over vele landen der aarde verspreid en wordt om haar stevige vezel vooral in Europa en Noord-Azië aangekweekt.
De HENNEP behoort tot de natuurlijke plantenfamilie der Cannabineae,aan die der netelplanten nauw verwant en tot de 5e orde der 22e klasse (Dioecîa Pentandria) van het stelsel van Linnaeus; de mannelijke hennepplanten bij ons gewoonlijk GELLINKS of GELLINGS genaamd,die na de uitzaaiing van hennep doorgaans in minder aantal dan de vrouwelijke aanwezig zijn,hebben een trosvormige bloeiwijze. Haar bloemen hebben een bloemdek (perigonium) dat door diepe insnijdingen in vijf delen verdeeld is,welke delen vóór de opening der bloemen elkaar dakpansgewijze bedekken, maar later wijd open staan; de meeldraden,wier helmdraden kort zijn en wier grote langwerpige helmknopjes zich in de richting van de lengte as openen zijn vijf in getal. Bij de ZAAILING of vrouwelijke hennepplant staan de bloemen aarvormig aan de toppen der takken opééngehoopt;de van één schutblad voorziene bloemen hebben een éénbladig bloemdek, dat tezamen gerold is,een overlangse spleet overlatende waaruit twee draadvormige behaarde stempels te voorschijn komen,terwijl het beneden ter plaatse waar zich het bijna bolvormig vruchtbeginsel bevindt, buikig gezwollen is.
De vrucht is een graanvrucht (caryopsis) die door het overblijvende bloemdek omgeven wordt; de zaden zijn zonder ei­wit en bevatten een gekromde kiem.
De HENNEP is een éénjarige plant met een opgerichte ruwe kantige stengel; de 5—9 tallig gevingerde bladeren zijn be­neden aan de stengel meestal tegenovergesteld ,maar van boven afwisselend geplaatst.
De blaadjes zijn lancetvormig, toegespitst, gezaagd, van boven ruw, van onderen zachtharig.

De HENNEP vertoont een verschil in grootte en eigenschappen,afhankelijk van de kweking, van het klimaat, en de geologische gesteldheid van de grond waarop hij voorkomt. Zo bereikt de hier te lande verbouwde hennep de grootte van ruim 2 meter,terwijl hij in de beneden Elzas waar deze



top



kop


top
kop

cultuur zeer uitgebreid is 3 tot 5 meter hoog wordt en zijn lengte in meer zuidelijke streken als Italië nog aanmerkelijk toeneemt. De HENNEP uit Chinees zaad verkregen is in Engeland zeer in trek. Ook in ons land zijn daarmee proeven genomen doch deze hebben geen gunstige uitkomst opgeleverd; wel verkreeg men grote planten maar weinig of geen zaad. De HENNEP wordt op onderscheidene plaatsen van ons vaderland verbouwd, voornamelijk in Zuid— en Noord-Holland, Utrecht, Overijssel en Groningen. Als de beste grond voor de hennep wordt hier te lande een lichte kleigrond aangemerkt die enigszins vochtig is en veel humusdelen bevat; voor zodanige gronden die ‘s winters meestal dras staan en waarop men doorgaans moeilijk iets anders dan zomervruchten kan verbouwen is de hennepteelt vooral van groot gewicht. De HENNEP heeft een goede bemesting nodig.De zaaitijd van de hennep is gewoonlijk van mei - 10 juni. Dat warme zomers gunstiger op de hennepoogst werken dan koude zal geen verwondering baren als men bedenkt dat het Oosten het eigenlijke vaderland van de hennep is. De hennepoogst geschiedt aldus: nadat het stuifmeel de vrouwelijke planten bevrucht heeft, worden de mannelijke planten of gellings die behalve door hun bloem of bloeiwijze ook nog te onderkennen zijn aan aan hun kleinere bladeren, weinige zijtakken alsmede daaraan dat zij in de bloeitijd een weinig boven de anderen uitsteken, uitgetrokken en dus doorgaans 3 of 4 weken vóór de zaailingén van het veld gehaald; tenzij men zoals op sommige plaatsen geschiedt, geen zaad wenst te winnen en het dus alleen om de vezel te doen is, wanneer alle gevoeglijk en tegelijkertijd kunnen worden ingeoogst. Bij ons te lande wordt de GELLING gewoonlijk in de maand augustus uitgetrokken, waardoor de ZAAILING meer ruimte tot groeien krijgt en het zaad dus beter kan rijpen. In september worden de vrouwelijke planten uitgetrokken; beide mannelijke en vrouwelijke planten worden dadelijk na de inoogsting in schoven gezet. Het zaad der ZAAILING wordt op het veld afgedorst. De grofste stengen dezer uitgezocht en voor SCHILHENNEP in de winter afzonderlijk bewaard maar de fijnere zaailingen,genaamd KIP, Bind- of benthennep worden evenals de gellings



nadat zij geel gedroogd zijn,gewoonlijk 8—10 dagen lang in water te roten gelegd en met stro, zoden en modder bedekt, om ze zo onder water te houden; de kortere of langere tijd van het roten (hetwelk dient om de vereeniging van bast en hout te verbreken en aldus de hennepvezel gemakkelijk van de houtachtige stengeldelen te kunnen afscheiden) hangt van de mindere of meerdere rijpheid der planten, de temperatuur van het water, alsmede van de grofheid der stengels af. Zo moet b.v.de schilhennep die later geroot wordt, l2 tot 16 dagen onder water blijven liggen; de hennep die op de juiste tijd is ingeoogst en dus noch onrijp, noch overrijp is, behoeft het kortst aan de invloed van het water blootgesteld te worden. Nadat de roting is afgelopen wordt de hennep gedroogd en geborgen om later, gewoonlijk in de winter, en dit wel het beste bij droog weder, gebraakt te worden, door welke bewerking de houtachtige delen(in sommige streken SCHEUVEN of SCHEVEN genaamd) van de stevige bastvezels (het LINT, het VLIES of VLUIS) worden afgescheiden. Dit lint wordt het beste op een droge tochtige zolder bewaard. Wil men van de hennep tot fijn spinwerk gebruik maken, dan moet hij na de braking nog gebeukt worden. De lange winteravonden worden bij de boeren die hennep verbouwen doorgaans gebezigd om de zoëven genoemde schilhennep af te schillen. De van het lint ontdane houtige stengels worden gebruikt om daarvan de ouderwetse zwavelstokken te maken. Van de hennep die bij ons voornamelijk op de markten te Hengelo en Dinxperlo, die in de maand september gehouden worden, voorkomt, wordt de Zuidhollandse voor de beste gehouden. Dan volgen de Rigase,dan de Petersburgse enz. De laatstgenoemde soorten zijn echter minder deugdzaam dan de Hollandse. De schil— of schelhennep wordt voornamelijk gebezigd tot het maken van kabels, netten enz. In één woord voor al het touwwerk, dat bij voorkeur tegen de invloed van het water bestand moet zijn. De bind- of benthennep dient meestal tot het vervaardigen van fijnere touwsoorten, pakgaren enz. De fijnste soorten van hennep, de gelling of gellink dient tot het maken van het hooggeroemde Hollandse zeildoek, als top



ballen
mede van een grof linnen dat als hennep— of kenneplinnen bekend is. De zaden van hennep dienen tot vogelvoeder, daarenboven wordt er een olie uitgeslagen die behalve tot andere doeleinden ook in de geneeskunde als OLEUM CANNABINUM, vooral in de vorm van emulsies bij ontsteking der piswegen en ook wel tegen geelzucht (icterus) wordt aangewend. Van hetgeen na de oliebereiding van het hennepzaad overblijft worden hennepkoeken bereid die evenals raap— en lijnkoeken als veevoeder gebezigd worden. In het Oosten teelt men de HENNEP bijna uitsluitend om zijn bedwelmende eigenschappen. In het sap van deze plant bevindt zich namelijk een harsachtige zelfstandigheid,waarin haar NARCOTISCHE KRACHT schuilt. In Noordelijke streken is de hoeveelheid dezer hars zeer gering, maar in warmere landen vloeit zij overvloedig uit de bloemen, bladeren en jonge takjes van de hennep. In Syrië,Arabië en Aziatisch Turkije zijn de hennepbereidingen onder de naam HASHISH bekend. De hennep wordt op verschillende wijzen gebruikt. De gehele plant, haar bladeren en de bloemen (in Marokko KIF geheten) worden gedroogd gebezigd en dan gerookt of gekauwd of men gebruikt de hars, of het harsig extract met boter en specerijen vermengd (de Dawanese der Arabieren). Ook kan men het krachtige alcoholische extract aanwenden. De hars en het harsachtig extract worden gewoonlijk in de vorm van bolletjes ingeslikt. De uitwerking van hashish op het organisme is bij verschillende personen verschillend en doet zich bij Europeanen anders voor dan bij de Oosterlingen. In het algemeen werkt zij, in een kleine hoeveelheid genomen, aangenaam opwekkend, maar in een grotere hoeveelheid veroorzaakt dit middel IJLHOOFDIGHEID en zelfs catalepsie. Het hennepextract verschilt, behalve in scheikundige eigenschappen ook in zijn uitwerking van OPIUM. Het vermindert de eetlust niet, veroorzaakt geen misselijkheden, noch vermindering der vochtafscheiding enz. Het doet de oogappel dilateren en brengt EROTISCHE VERSCHIJNSELEN te weeg. Moet de werking van opium door beweging en schudding, die van hashish moet door rust en stilte van het lichaam verdreven worden. Hoezeer echter van Opium verschillend heeft hashish hiermede gemeen dat de dosis welke vereist wordt om haar gebruiker in de door hem gewenste toestand te brengen, voortdurend moet vermeerderd worden, en dat zij hem hoe langer hoe meer tot haren slaaf vernedert.


kop

De vrouwelijke hennepplant produceert de meeste hars, vooral in de bloeiende toppen. Goede wiet bestaat dan ook uit die vrouwelijke toppen, geplukt en gedroogd tijdens of kort na het bloeien. Meestal gaat het om bevruchte toppen, waar dus ook zaadjes in voorkomen. Het is, zeker tegenwoordig, niet ongebruikelijk dat ook zijtakken en bladeren in de wiet voorkomen. Er is ook wiet waarbij de bestuiving door mannelijke planten zorgvuldig voorkomen is en waar dus geen zaad in zit (sensemilla) maar waar zich ook geen stuifmeel in de kleverige hars verzameld heeft. Ook in veel gebieden waar hasjiesj gemaakt wordt is het van oudsher de gewoonte geweest om de mannelijke planten te verwijderen zodra ze herkenbaar zijn, waardoor er geen stuifmeel in de hars terecht komt. Het wel of niet aanwezig zijn van stuifmeel maakt een duidelijk verschil uit in het soort high. Wat ‘beter’ of ‘lekkerder’ is, is een kwestie van persoonlijke voorkeur.

gras
kop

Het aantal producten dat uit de hars van de hennepplant gemaakt kan worden is ontelbaar. We noemen ze allemaal hasjiesj hoewel de onderlinge verschillen heel groot zijn, niet alleen door de verschillen in kweekplaats en -wijze, maar ook door de methode van verwerking. De meest zuivere hasj ontstaat door met een doek of de handen langs de bloeiende vrouwelijke toppen te wrijven en de zo verzamelde kleverige hars daarna te kneden, soms vermengd met wat olie, boter of speeksel. Het kneden verwarmt de hasj tegelijkertijd. Vaak ook wordt na het plukken en drogen van de toppen door schudden of zeven een poeder van met hars bedekte kleine bloemdeeltjes verkregen dat vervolgens in linnen zakken boven de stoom van kokend water gehouden wordt en daarna wordt aangeperst. Terwijl de internationale drugbestrijders het de hennep verbouwende boeren overal op de wereld steeds moeilijker maken is de vraag naar hasj alleen maar toegenomen. Het gevolg is niet alleen voortdurende prijsstijgingen maar ook een aanzienlijke verslechtering van de kwaliteit van de hasjiesj die naar het Westen komt. In de meeste soorten hasj wordt tegenwoordig de hele plant, mannelijk en vrouwelijk, verwerkt en soms worden zelfs delen van andere planten toegevoegd. Ook het gebruik van kleurstoffen en allerlei soorten olie en vet om de stuff het uiterlijk van echt goede hasj te geven, wordt niet geschuwd. Zelfs als er een redelijke kwaliteit poeder gebruikt is, dan is de hasj vaak nog slecht of onvoldoende bewerkt. Soms is het aan te bevelen hasj enige tij d te kneden en/of kort te verwarmen voor ‘m te roken. Hasj kan hard of zacht zijn, wit, geel, groen, rood, bruin of zwart, poederig of kleverig.... kortom, er is geen algemene manier om goede van slechte hasj te onderscheiden. Alleen dit: als je na een paar trekken high bent en dat een tijdje blijft, dan is het goeie stuff; als je een gram opgerookt hebt en je hebt nog steeds alleen maar een duf gevoel in je kop, dan is het rotzooi.


kop

Met verschillende andere middelen hebben wiet en hasj gemeen dat degeen die het voor de eerste maal gebruikt vaak geen effect bemerkt. De veranderingen die in z’n bewustzijn plaatsvinden zijn ‘m onbekend, dus herkent hij ze niet en negeert ze. Hoewel iemand zich dan vaak wel ‘vreemd’ gedraagt, blijft hij, tot vermaak van z’n omgeving, ontkennen iets van de stuff te merken. Overmoedig geworden door het feit dat hij ‘te sterk is om iets van dat spul te merken’ blijft de beginnende gebruiker dan maar doorroken, met, als het om goede hasj of wiet gaat, meestal het gevolg dat op een gegeven moment zijn hersens de aanwezigheid van dat vreemde gevoel niet meer kunnen negeren en overgaan tot een paniekreactie in de vorm van misselijkheid, rillingen, hevige angst of zelfs ingebeelde verlammingsverschijnselen. De ervaring leert dat wanneer men zo iemand gerust stelt, iets koels en zoets te drinken geeft en niet verder in paniek brengt, deze verschijnselen na een tijdje vanzelf verdwijnen, vaak om plaats te maken voor een plezierige high. Haast altijd blijkt iemand na een dergelijke ervaring voortaan na een normale hoeveelheid roken high te worden. Meestal is de uitwerking van goede stuff hij het roken meteen voelbaar. Vooral een forse hoestbui, die traditiegetrouw gepaard gaat met het roken van pure hasj uit een pijp en het proberen om zoveel mogelijk rook zolang mogelijk in de longen te houden, maakt de high vaak in één klap voelbaar. Maar er zijn soorten wiet die de eigenschap hebben dat het 5 tot 10 minuten duurt voor je iets voelt, en ook ervaren rokers kunnen bij het roken van een hun tot dan onbekende soort wiet of hasj, een tijdje nodig hebben om het effect te leren onderkennen en appreciëren.

gnot
rook



.........Het was best een gezellige avond, al was er dan nauwelijks iets te roken. de hele tijd kwamen er mensen langs om te informeren of die wiet waar Rob op zat te wachten er nou al was.Om hun teleurstelling als ze horden at er niets was een beetje te compenseren lieten we ze dan maar een pijpje roken van het steeds kleiner wordende stukje Afghaan dat we hadden, waarna ze opgewekt weer de deur uitgingen.
Dus zaten we daar om een uur of half twaalf met een stukje stuff van nog geen gram op tafel wat te babbelen en pijpen uit te krabben, toen de politie binnenstormde: 5 rechercheurs en 3 geuniformeerde agenten. Ze waren kennelijk stilletjes binnengeslopen nadat de laatste bezoeker de voordeur niet goed achter zich had dichtgedaan en ze stonden plotseling in de kamer.

Ze hadden ook een hond bij zich, een tamelijk mager beest van een onduidelijk ras, met vreemde, bloeddoorlopen ogen, dat nogal een geflipte indruk maakte. De rechercheurs zeiden dat ze dit huis in de gaten hadden gehouden, dat het een centrum van drugshandel was en dat ze een grondige huiszoeking zouden doen tenzij Rob ze onmiddellijk vertelde waar de stuff was. Rob ontkende de aanwezigheid van stuff. We waren allemaal wat lacherig omdat we wisten dat er niets in huis was en omdat de cops in ieder geval stipter waren dan Robs vriend die eerder o de avond wiet had zullen brengen maar (en zo zie je maar weer dat je nooit te snel op mensen moet kankeren) gelukkig niet was komen opdagen.
De politie loodste de hond door de kamer. Het beest snuffelde hier en daar, onder andere aan een pijp die op de grond lag, maar vertoonde geen enkele reactie. De agenten begonnen er al net zo geflipt uit te zien als hun hond, toen één van de rechercheurs plotseling het minieme stukje hasj ontdekte dat al die tijd al open en bloot op tafel lag.

Hij deed iets heel merkwaardigs: hij riep de man met de hond, en toen het beest, sloom om zich heenkijkend, vlak onder tafel stond, schoof de rechercheur het stukje stuff tot over de rand, zodat het recht voor de neus van de hond op de grond viel.
Dat trok eindelijk de aandacht van het dier. Hij snuffelde nieuwsgierig aan de hasj, keek vragend om zich heen, snuffelde nog ’s en terwijl de rechercheurs prijzende geluiden maakten begon hij aarzelend te blaffen.
De politiemacht ontstak prompt in grote vreugde. “Ha,” riep de rechercheur die het blokje van de tafel had gegooid, “Ha, de hond heeft stuff gevonden!”, en alle andere agenten leken op het punt te staan in ovationeel applaus los te barsten
De hond werd bang voor al dit lawaai, dat nog versterkt werd door onze pogingen om een geweldige en ongepaste lachbui te onderdrukken, en kroop weg onder tafel.
Zorgvuldig pakte een agent het stukje hasj van de vloer en deed het in een plastic zakje. De rest van het huis werd nauwelijks doorzocht, waarschijnlijk omdat niemand een ongeruste indruk maakte (we giechelden maar door) maar Rob moest wel mee naar het bureau.
Hij werd de volgende dag vrijgelaten. Hij vertelde dat de cops die hele avond voor zijn huis hadden gestaan en alle vertrekkende bezoekers hadden gefouilleerd, zonder resultaat.

In het proces verbaal dat ze hadden opgemaakt stond apart vermeld dat het stukje ‘bruingroene substantie, vermoedelijk hasjiesj in de zin van de opiumwet’, door de hond was gevonden.
Zo had de politie kennelijk willen voorkomen dat alweer een hasjhond wegens onbekwaamheid en overmatig gebruik van verdovende middelen uit het corps werd verwijderd....
.




kop
Tientallen jaren hebben wetenschappers zich verdiept in hennep (of cannabis, zoals zij het noemen), over het algemeen voornamelijk met de bedoeling om aan te tonen hoe gevaarlijk het middel was. Het heeft nooit veel resultaat opgeleverd. Buitengewoon gelukkig was de wetenschappelijke wereld toen in 1964 iemand beweerde er achter te zijn gekomen wat precies het werkzame bestanddeel van wiet en hasjiesj was: een isomeer van de stof tetrahydrocannabinol (THC). Vanaf dat moment werd onderzoek een stuk aantrekkelijker omdat men nu kon werken met een zuivere en nauwkeurig te doseren stof waarvan bovendien makkelijker grote doses konden worden toegediend dan van hasj of wiet. Dat hasj in het totaal meer dan 30 verschillende cannabinolen bevat, in variërende verhoudingen, die bovendien voor een groot deel instabiel zijn en zich, bijvoorbeeld onder invloed van warmte (dus bij het roken), omzetten en met elkaar verbinden, heeft de onderzoekers niet belet om de uitkomsten van hun tests met THC zonder meer van toepassing te verklaren op hasj en wiet. Door middel van THC proeven op proefdieren werd vastgesteld dat enorme doses THC over een lange periode een lichte invloed hadden op de

hormonenbalans in het lichaam en ook werd eindelijk de (door de wetgevers zo begeerde) tolerantie aangetoond met hondenproeven. Tolerantie wil zeggen dat de gebruiker steeds meer van het middel nodig heeft om hetzelfde effect te bereiken. Op welke wijze bij deze proeven werd nagegaan of de honden net zo high waren als de vorige dag is niet bekend, en het feit dat alle onderzoeken bij gebruikers tot de tegenovergestelde conclusie (geen tolerantie) leiden, belet de wetenschap niet om haar THC-conclusies steeds weer te herhalen in publicaties en rapporten.
De werkelijkheid is dat de geest van de regelmatige gebruiker leert om het effect van de stuff beter te controleren, het te temperen als hij dat wil: hij kan wel meer roken zonder te high te worden, maar hij hoeft niet méér te roken om high te worden.
*


kader


kader



kader
majoeng



kop

Er zijn een aantal andere middelen, die net als hasj en wiet hallucinogeen of bewustzijnsverruimend worden genoemd. In de praktijk zijn de verschillen tussen deze middelen echter groter dan de overeenkomsten en dat geldt ook voor de chemische structuren, zodat we hier weer ‘s te maken hebben met verwarringstichtende, ‘wetenschappelijke’ categorisering. De meeste van die middelen worden ook wel ‘tripmiddelen’ genoemd. Onder een trip zou je kunnen verstaan: het bij vol bewustzijn voor enige uren verbroken zijn van het ‘normale’ contact met de ‘normale’ werkelijkheid. Met andere woorden: de wereld gaat er niet, zoals bij het roken van hasj of wiet, alleen anders UITZIEN, maar hij WORDT anders, totaal, onherroepelijk en volledig. Het is mogelijk om met sommige soorten hasj als ze in een grote dosis gegeten worden een trip te maken (met roken zal dat niet gauw lukken omdat je allang voordat je zover bent veel te stoned zal zijn om nog verder te roken), maar, zoals gezegd, het verschil tussen zo’n hasj-trip en bijvoorbeeld een LSD-trip is aanzienlijk. LSD is veruit het meest bekende tripmiddel. Dat is logisch, omdat je met LSD niets anders kan doen dan trips maken: een dosis van 250/miljoenste gram bezorgt iemand onherroepelijk een trip van 4 - 8 uur. Alleen als in de voorafgaande dagen ook LSD is gebruikt is de uitwerking minder, of zelfs nihil, omdat het lichaam een paar dagen nodig heeft voor LSD opnieuw effect kan hebben. Een LSD-trip is nogal ingrijpend en LSD is dus niet zo’n geschikt middel om ‘voor de lol’ te nemen (hoewel heel wat mensen heel wat lol hebben gehad met LSD). Bovendien is echte LSD nauwelijks te krijgen en is er geen manier om na te gaan of de pil, de poeder, het vloeipapiertje of de capsule die je koopt LSD is of iets anders.
kop

Overal op de wereld groeien paddestoelen met ‘magische’ eigenschappen. Ook in Nederland komen tientallen soorten voor waar je een trip op kunt maken. Sommige van die soorten, zoals de vliegezwam, kunnen echter ook stoffen bevatten waar de argeloze genotzoeker/paddestoeleter behoorlijk ziek van kan worden, en andere soorten leveren wel trips op, maar niet het soort trips dat iemand voor z’n plezier zou willen maken.
De Midden-Amerikaanse Psilocibe-paddestoel is één van de paddestoelensoorten die het meest bekend zijn als ‘magisch’. Niet voor niets. Over deze paddestoel, waarvan kleine hoeveelheden soms gedroogd in ons land verkrijgbaar zijn, wordt door gebruikers niets dan goeds gemeld. De paddestoelen zijn tamelijk krachtig, er hoeven er dus niet veel van gegeten te worden, bijverschijnselen komen niet voor en door middel van de dosering is de ervaring tamelijk regelbaar (van een paar uur erg high tot een dag durende trips). Bovendien is het soort trip, ook bij hoge doses, over het algemeen ‘controleerbaarder’ dan bijvoorbeeld LSD-trips: het blijft veel langer mogelijk om als dat nodig is enigszins ‘uit de trip te stappen’.
De nederlandse paddestoel die het meeste op deze midden-amerikaanse lijkt is de puntige kaalkop, in de herfst ruimschoots te vinden in gras- en weideland. De kaalkop is echter kleiner en ook nog minder sterk dan de mexicaanse psilocibe. Er moeten er dus meer van gegeten worden.
Ook hij paddestoelen is het zo dat er een veelheid aan mogelijk werkzame stoffen inzitten. De wet en de wetenschap hebben echter bepaald dat DE werkzame stof psilocibine is, er aan voorbijgaand dat gebruikers die zowel pure psilocibine als hele paddestoelen geprobeerd hebben melding maken van aanzienlijke verschillen.


kader



kader

kop

Op de volgende pagina’s drukken we een artikel af uit een recent nummer van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, als voorbeeld van het (bedenkelijke) niveau waarop ‘wetenschappers’ zich met de middelen bezighouden. De voornaamste reden voor dit en soortgelijke artikelen is kennelijk niet het vergaren en verspreiden van kennis, maar het naam maken op een interessant en goed in de publiciteit, liggend onderwerp. Het droevige is dat dergelijke artikelen veelvuldig in de pers aangehaald worden en dat ook justitie en rechtelijke macht ze gebruiken als fundering voor vervolging en strafmaat. We hebben het artikel onderworpen aan een realistiese-analyse, die we ernaast afdrukken.

kaalkop

Klik of dubbelklik op de pagina hieronder om hem groter en beter leesbaar weer te geven.
pag17

Klik of dubbelklik op de pagina hieronder om hem groter en beter leesbaar weer te geven.
pag18


Klik of dubbelklik op de pagina hieronder om hem groter en beter leesbaar weer te geven.
pag19



kop

Cocaïne wordt gemaakt uit de bladeren van de cocaplant, die vooral groeit in Peru en Bolivia. Rond 1860 lukte het voor het eerst cocaïne in pure vorm te verkrijgen. Hoewel de indianen in Zuid-Amerika al sinds mensenheugenis cocabladeren kauwen vanwege de stimulerende werking en het feit dat ze de ademhaling vergemakkelijken in de ijle lucht van het hooggebergte, duurt het toch nog tot 1880 voor de medische wetenschap cocaïne als stimulant ontdekt; wel constateren dokters al eerder dat cocaïne een plaatselijk verdovende werking heeft, het is dan ook enige tijd in gebruik bij tandartsen e.d.
Net als met heroïne is het vooral de medische wetenschap die in cocaïne een wondermiddel ziet. In 1884 publiceert Sigmund Freud zijn enthousiaste boek “Uber Coca”. In hetzelfde jaar mixt een fransman cocaïne met wijn die onder de naam Vin Mariani op de markt komt. De wijn wordt snel bijzonder populair, vooral in de betere kringen. Een jaar later komt in Amerika een drank in de handel die gebaseerd is op een mix van extract uit coca-bladeren en kola-noten. De uitvinder noemt het coca-cola en binnen de kortste tijd is deze ‘verfrissende’ drank ongekend populair. Vanaf 1905 worden de coca-bladeren vóór ze in de coca-cola gebruikt worden eerst ontdaan van cocaïne, maar de drank heeft dan al een onaantastbare marktpositie veroverd.
Terwijl in de USA cocaïne steeds zwarter wordt afgeschilderd (ook letterlijk: het wordt vaak omschreven als het middel dat gebruikt wordt door zwarte ‘misdadigers’ en bolsjewistische revolutionairen) wordt het in Europa steeds meer gebruikt. Hoewel Freud al lang is teruggekomen van zijn enthousiasme over cocaïne, wordt coke vooral in Duitsland veelvuldig gebruikt.

Gedurende de tweede wereldoorlog komt het gebruik van een ander middel in zwang: amfetamine (dexedrine, benzedrine etc.). Goedkoper, makkelijker te maken en langer werkzaam dan cocaïne, is het bovendien veel geschikter om aan de soldaten uit te delen omdat ze er alleen maar energiek van worden en het niet de ‘highe’ uitwerking van coke heeft.
Als na de oorlog ook dokters veelvuldig amfetamines beginnen voor te schrijven tegen depressies etc., neemt het gebruik van cocaïne snel af.
Het toenemend gebruik van amfetamines (pep, speed) loopt echter uit de hand en leidt tot een steeds groter aantal doden door overdoses, totale uitputting en ondervoeding (Amfetamines maken het onmogelijk om te slapen en te eten).
Eerder dan de autoriteiten begint de subcultuur te waarschuwen tegen het gebruik van speed (SPEED KILLS!). In tegenstelling tot cocaïne vallen amfetamines in de meeste landen nog steeds niet onder de opiumwet, al zijn ze tegenwoordig wel haast overal alleen maar op recept verkrijgbaar.
Met het afnemen van het amfetamine-gebruik neemt het coke-gebruik in de jaren zeventig weer toe. In de eerste plaats opnieuw bij de ‘betere standen’. Coke is namelijk een luxe stuff, één van de duurste middelen die er zijn.


kop
De meeste coke op de zwarte markt is van slechte kwaliteit. De hoeveelheid poedertjes die als coke verkocht wordt maar in het geheel geen cocaïne bevat is groter dan bij welke andere stuff dan ook, inclusief heroïne. Gedeeltelijk is dit te wijten aan de wat vage werking van coke. Vooral cocaïne uit Peru is zeer mild en vertoont in zoverre overeenkomst met hasj en wiet dat geleerd moet worden het effect te onderkennen en er van te genieten. Omdat voor de beginnende gebruiker de effecten dus moeilijk te onderscheiden zijn en er inderdaad een groot verschil bestaat tussen de uitwerking van verschillende soorten coke, al naar gelang de groeiplaats van de plant en de bewerkingen nadien, zijn er heel wat mensen die een mengsel van procaïne (een middel voor plaatselijke verdoving) en speed aanzien voor betere coke dan bijvoorbeeld zuivere peruaanse flake-coke, die door kenners vaak als de beste wordt beschouwd.
Het hoeft geen betoog dat, net als bij andere middelen, het op de zwarte markt kopen en het snuiven, roken, slikken of spuiten van een niet te identificeren poeder een riskante bezigheid is. In illegale dope worden soms de meest vreemde en gevaarlijke bijmengingen aangetroffen, handelaren kijken vaak alleen naar het uiterlijk van een stof die ze gebruiken om hun stuff mee te versnijden en niet naar de uitwerking ervan op de gebruiker.





kader


Cocaïne is haast altijd versneden met andere stoffen. Vaak gebeurt dat al in Zuid-Amerika, bijvoorbeeld in Colombia waar het grootste gedeelte van de uit Peru en Bolivia afkomstige coca-bladeren wordt bewerkt tot cocaïne.
De voornaamste reden voor het versnijden van coke is natuurlijk het maken van een hogere winst. In tegenstelling met de meeste andere middelen kunnen er echter bij coke ook andere motieven een rol spelen. Pure coke trekt n.l. vocht aan; behalve dat in een vochtige omgeving coke dus voor je ogen kan verdwijnen naarmate het meer vocht uit de lucht aantrekt en daarin oplost, houdt dit ook in dat als je coke in aanraking brengt met de slijmvliezen in je neus het daar onmiddellijk alle vocht uitzuigt. Het gevolg (vooral als de coke niet goed gehakt is en er dus brokjes op de slijmvliezen terecht komen) is een brandwondje op de slijmvliezen en soms zelfs een bloedneus. Een lichte versnijding met een op zichzelf onschuldige stof kan dit enigszins voorkomen.
Het is echter voor de gebruiker moeilijk vast te stellen waarmee en in welke mate coke versneden is.
Omdat, het kan niet vaak genoeg gezegd, het niet erg slim is middelen te nemen waarvan je niet weet wat er in zit, geven we hier een beschrijving van een tamelijk eenvoudige test die het mogelijk maakt een beetje te bepalen wat je nou eigenlijk in je neus stopt.


kader



kop
Neem een deel van de coke. Als de coke uit verschillende soorten materiaal lijkt te bestaan, neem dan van alle soorten iets. Hak dit zo fijn mogelijk en meng het grondig door elkaar.
Gooi nu een mespuntje van de fijngehakte coke voorzichtig op de oppervlakte van het bleek/water mengsel en bekijk zorgvuldig de reactie.
Pure cocaïne zal na enkele seconden (hoogstens 10) langzaam naar de bodem zakken, waarbij het melkachtige witte wolkensporen trekt en volledig opgelost is voor het de bodem bereikt, Op de oppervlakte van de bleek blijft slechts een kleine olieachtige vlek achter, die bestaat uit de natuurlijke olie die in coke aanwezig is.

Een van de meest gebruikte bijmengingen is mannitol (of mannite). Het is een zeer mild laxeermiddel voor baby’s dat weinig kwaad kan en is, als coke versneden moet worden, ongetwijfeld het meest geschikte middel om daarvoor te gebruiken.
Mannitol is zwaarder dan cocaïne en minder oplosbaar. In bleek zal de mannitol onmiddellijk naar de bodem zakken en daar na enige tijd een witte wolkachtige laag vormen. Het is dus makkelijk te onderscheiden van cocaïne, dat aan de oppervlakte eerst even aarzelt en dan langzaam naar beneden zakt maar oplost voor het de bodem bereikt Soms is de vermenging van mannitol en cocaïne zo grondig dat de mannitol de cocaïne mee naar beneden sleept. In dat geval zal je stukjes zien die naar beneden vallen maar daarna weer beginnen op te stijgen, waarbij ze cocaïne-sporen trekken. Hetzelfde kan gebeuren met andere bijmengingen die zwaarder zijn dan cocaïne.

Suiker, in de vorm van dextrose of lactose; wordt ook vaak gebruikt om coke te versnijden. Het kan weinig kwaad, hoewel het een slechte invloed op de cocaïne heeft en het je na verloop van tijd onherroepelijk een druipneus bezorgt.
Lactose valt in bleekwater onmiddellijk naar beneden en blijft dan in hele kleine korreltjes op de bodem liggen. Dextrose zal eerst een beetje heen en weer springen over de oppervlakte om daarna net als lactose naar de bodem te zinken.

Steeds vaker wordt tegenwoordig inositol gebruikt als coke-bijmenging. Het is een vitamine B preparaat en schijnt tamelijk onschuldig hoewel het je neus een gevoel van een flinke verkoudheid kan bezorgen. Inositol laat kleine deeltjes die glinsteren als minieme regendruppeltjes los zodra het in aanraking met de bleek komt. Deze vallen naar beneden maar verdwijnen voor ze de bodem bereikt hebben. De rest van de inositol blijft als residu achter op de bodem en op de oppervlakte.

Kinine is een geneesmiddel met veel onaangename bijwerkingen, vooral als het herhaaldelijk gebruikt wordt. Coke met kinine kan je beter niet gebruiken.
Kinine is gelukkig makkelijk te herkennen:
op het oppervlakte van de bleek zal het wild tekeer gaan en na een tijdje een rode vlek vormen die op de oppervlakte blijft drijven. Zout reageert trouwens net zo, maar vormt kristallen in plaats van een rode vlek.

Middelen voor plaatselijke verdoving zoals procaïne zijn niet aan te bevelen. Veel mensen zijn er allergisch voor en ‘t effect als ze gespoten worden kan dodelijk zijn.

pijl





kader


Cocaïne is niet verslavend, tenminste niet in de betekenis dat je ontwenningsverschijnselen krijgt als je na langdurig gebruik ophoudt met gebruiken, zoals bij alcohol en heroïne wel het geval is. Net als amfetamines en tabak is cocaïne wel sterk gewoontevormend, en kan het dus wel degelijk moeilijk zijn om op te houden met gebruiken. Langdurig en regelmatig gebruik kan ook schade aan het lichaam en het zenuwstelsel veroorzaken.
Omdat de stimulerende werking van coke maar kort duurt en gevolgd wordt door een soort depressie (die overigens door veel mensen als niet onaangenaam wordt omschreven, een beetje lijkend op de effecten van een milde tranquillizer) ontstaat gauw de neiging steeds opnieuw een dosis te nemen. Overdosis (met als uiterste consequentie dood door ademhalingsstoornis) komt dan ook wel voor. Bovendien combineert coke uitstekend met alcohol, die door de aanwezigheid van coke in het lichaam sneller opgenomen wordt. Dit leidt er snel toe dat iemand zowel te veel coke gaat gebruiken als te veel gaat drinken. Wie coke gebruikt doet er goed aan z’n neus ieder avond uit te spoelen met water en te zorgen dat hij voldoende vitamines binnenkrijgt.
coke



kop

Opium is het melksap uit de zaadbollen van de papaverplant. In tegenstelling tot wat de autoriteiten beweren produceren alle papavers opium. De gewone klaproos (die je in grote getale langs de nederlandse wegen aantreft) levert wel minder opium dan uitheemse soorten, maar ook in Nederland zijn er als sierplant en landbouwgewas heel wat papavers somniferum (de grote witte of roze soort) te vinden.
De gebruikelijke methode van opiumwinning, het insnijden van de bol, is niet zo geschikt voor Nederland: het regent hier te veel en opium lost nou eenmaal op in water.


Hier is een goed recept voor een zeer verdovend extract van droge papavers: Je hebt er voor nodig:
150/160 papaverbollen, 1 emaille afwasteil of emmer, 2 ltr. water en een vuur om het geheel op te koken. Snij de bollen door en ontdoe ze van de zaden (de zaden kunnen dienst doen voor de oogst van volgend jaar of opgegeten worden). Laat het water met de bollen ongeveer 20 minuten op een niet te hoog vuur trekken. Het water wordt dan groen/bruin. De bollen worden heel zacht. Giet het aftreksel in een pan. De bollen die overblijven bevatten ook nog vocht: doe ze in een doek en wring ze uit. Nu zeven we het aftreksel nog een keer om de laatste zaadjes en andere ongerechtigheden te verwijderen. Zet nu de pan met het gezeefde aftreksel op een hoog vuur en kook tot bijna alle water verdampt is en een licht bruine substantie op de bodem van de pan achterblijft. Dat is het papaverextract, een stroopachtige vloeistof die als ze afkoelt steeds harder wordt. Een theelepel van dit extract opgelost in een kopje kokend water leert de rest.
rand


kader
rand
“HE HAS SEEN BUT HALF THE UNIVERS WHO NEVER HAS BEEN SHOWN THE HOUSE OF PAIN”.
Ik herinner me deze zin nu ik nog lichtelijk nabibberend van het opiumgebruik van de laatste maanden achter de schrijfmachine zit. Ik had wel eens gelezen dat opium zeer lange tijd gerookt en gedronken kan worden zonder afkickverschijnselen, maar dat gaat voor mij dan niet op. Twee dagen nadat ik de laatste opium gedronken had kreeg ik al last van rusteloosheid, spiersamentrekkingen, zweten, etc

poppy




kaders

kop

Heroïne is een chemische verbinding van azijnzuur en morfine. Morfine, een organische pijnstiller die gewonnen wordt uit papaver, is het bestanddeel waar het om gaat. De verbinding met het zuur doet niets anders dan de werking van de morfine versterken, vaak meer dan tien maal, en vergroot de verslavende eigenschappen.
De eerste heroïne (of diacetylmorfine) werd gemaakt door de Engelse onderzoeker C.R. Wright toen hij morfine en azijnzuur urenlang samen kookte. Na de stof op honden getest te hebben besloot hij zijn experimenten stop te zetten. Nog geen twintig jaar later kwamen Duitse geleerden die diacetylmorfine testten echter tot de conclusie dat het een prima middel was tegen ademhalingsaandoeningen zoals bronchitis, astma en tuberculose. Ook stelden zij dat diacetylmorfine de ideale vervanger was voor de tot dan gebruikte verslavende pijnstillers als morfine en codeïne. Hierdoor aangemoedigd ging de chemische industrie BAYER over tot fabricage van diacetylmorfine en verzon de merknaam HEROIN voor zijn reclamecampagne.
BAYER wilde dat de hele wereld bekend werd met zijn nieuwe pijnstiller en lanceerde in 1898 een wereldwijde agressieve advertentiecampagne in meer dan tien talen.
Als wondermiddel ingehaald door medici over de hele wereld begon heroïne aan een zegetocht. Pas in 1925 werden door de Geneefse Conventie beperkingen opgelegd aan de vervaardiging en verspreiding van heroïne en de legale productie ervan zakte van 9000 kilo per jaar in 1926 tot 1000 kilo in 1931.
Toen begonnen echter de problemen pas. De illegale handel dook op, de kwaliteit van de heroïne werd slechter en de prijzen stegen. Het ‘heroïne probleem’ wordt niet in de eerste plaats gevormd door de verslaafden maar door de, met de CIA en andere geheime diensten samenwerkende, illegale handelssyndicaten die de prijzen zo hebben opgedreven dat de verslaafde zal moeten stelen om aan zijn dagelijkse dosis te komen die voor hem net zo onmisbaar is als drinkwater voor een ander. Des te opvallender is het dat de bestuurders, die zich vooral zorgen maken over het handhaven van de orde, steeds weer aandringen op maatregelen tegen de verslaafden, maatregelen die tamelijk nutteloos zijn omdat verslaafden nou eenmaal sneller worden gemaakt dan ‘genezen’.
Ook in Nederland zijn het momenteel weer de ordehandhavers, de burgemeesters van de grote steden, die vragen om wetten die het mogelijk maken verslaafden gedwongen te laten ontwennen. In werkelijkheid kan het hen natuurlijk niets schelen of de verslaafden werkelijk afkicken: zolang ze maar verwijderd worden uit hun ordelijke steden. Niet voor niets echter wordt tot nu toe in Nederland t.o.v. verslaafden tamelijk beheerst omgesprongen met de AL BESTAANDE mogelijkheden om iemand te ‘verwijderen’ zoals TBR en de Krankzinnigenwet. Een duidelijk voorbeeld van de schandelijke resultaten als deze beheersing uit het oog wordt verloren is de geschiedenis van de Belgische schrijver Roger van de Velde die praktisch zijn leven lang in gevangenissen en andere Staatsinstellingen werd opgesloten alleen wegens zijn verslaving aan palfium en het onvermogen van de geneesheren om hem te ‘genezen’. In plaats echter van vlak over de grens te kijken naar de gevolgen van dat soort maatregelen, beroepen de voorstanders ervan zich op ‘succesvolle’ resultaten met gedwongen ontwenning in steden als Singapore, waar de maatschappelijke situatie onvergelijkbaar is met die in Nederland.


omslag


Home