omslagGramschap 30, april 1982, met als bijlage het boekje Geen Afscheid


CIA

Gramschap een realistiese analyse

CIA/SOCIAALDEMOKRATIE/VAKBONDEN/KRANTEN/RADIO/LEUGEN/BEDROG/ VERRAAD/PROPAGANDA/HEBZUCHT/LAFHEID

 

Sociaal-Demokraten,Vakbondsleiders,heroine-gangsters en nazi~kollaborateurs; dat was het vreemde mengelmoes van medewerkers waarmee de CIA kort na haar oprichting de eerste successen behaalde. Na de tweede wereldoorlog begonnen de Amerikanen zich al snel ernstig zorgen te maken over Europa. Ze hadden de kontrole van de Sovjet-Unie over Oost-Europa moeten aksepteren, ze hadden nog net op tijd, genoeg van West-Europa bezet om dat uit handen van de Sovjets te houden en nu begon het er op te lijken of West-Europa toch nog kommunisties zou worden. Niet door de militaire kracht van de Russen maar door de vrijheid en demokratie waar de USA zelf de mond zo vol van had.

In prakties alle West-Europese landen waren de kommunisten namelijk zeer sterk uit oorlog en bezetting tevoorschijn gekomen. Hun populariteit was ongekend. Als er verkiezingen gehouden zouden zijn in 1945 dan zouden de kommunisten in heel wat landen de grootste partij geworden zijn. Verkiezingen werden dus zoveel mogelijk uitgesteld. Maar ook op andere terreinen hadden de kommunisten zich machtsposities verworven. De oude vakbonden hadden vaak (zoals in Nederland het NVV) samengewerkt met de nazi's en nieuwe vakbonden, waarin kommunisten een groot aandeel hadden, namen hun plaats in. In Frankrijk waren de kommunisten zelfs massaal aanwezig in de nieuwe politiemacht, de CNR, die de oude kollaborerende politie vervangen moest. De ijver van de CNR bij het opsporen van zwarthandelaren, kollaborateurs en heroinesmokkel bracht heel wat hooggeplaatsten in verlegenheid.

Daar kwam bij dat de arbeiders in West-Europa steeds ontevredener werden toen bleek dat er niets kwam van de toegezegde veranderingen en hervormingen, dat ze integendeel steeds harder moesten werken voor nog steeds lage lonen terwijl alle hoge heren hun oude posities weer innamen.

Het was voor de USA en het Europese bedrijfsleven dus van onmiddellijk belang dat de macht van links in Europa gebroken zou worden.

Om dat te bereiken werd de CIA opgericht, die zich in landen als Frankrijk, Italië Duitsland en Engeland direkt begon te mengen in binnenlandse politieke verhoudingen.

 

SOCIAAL~DEMOKRATEN

Zelfs de Amerikanen begrepen wel dat de oude conservatieve en christelijke partijen in de meeste landen niet in staat zouden zijn een geloofwaardig alternatief voor de kommunisten te bieden. Dus richtten zij hun aandacht op de Sociaal-Demokraten. Met enorme subsidies werden Sociaal-Demokratiese partijen en vakbonden opgericht en gesteund. In Nederland zag zo (en mede door ongelooflijke politieke blunders van de CPN-leiding) het 'besmette' NVV kans om in een paar jaar het na de oorlog oppermachtige EVC weer terug te dringen; in Frankrijk scheidde de socialistiese vakbond Force Ouvrière zich af van de eenheidsbond CGT. De Force Ouvrière werd gestuurd door o.a. Irving Brown en Jay Lovestone. Zij kregen vanaf het begin geldelijke steun van de CIA. De vroegere hoge CIA-medewerker en tegenwoordige journalist Tom Braden onthulde hierover in 1967:
"Hiermee begon de geheime financiering van 'vrije' vakbonden, die zich al snel uitbreidde tot Italië en andere landen. Zonder die financiering zou de na-oorlogse geschiedenis waarschijnlijk heel anders verlopen zijn."

Dezelfde Braden gaf ook toe:
"Er waren in die jaren zoveel CIA-projekten dat het onmogelijk was er overzicht van te houden."

 

 

MARSEILLE, EEN VOORBEELD

Kenmerkend voor de CIA-manier van werken was de gang van zaken in Marseille, belangrijke verbindingshaven en kommunisties bolwerk.
De sociaal-demokraat Deferre, die al in de oorlog chef van een Amerikaanse geheimedienst-afdeling was, ontpopte zich daar met CIA-steun tot een felle anti-kommunist. Via de CIA legde hij kontakten met de Corsicaanse/Marseilliaanse maffia: de heroinesmokkelaars en gangsters van de familie Guerini, en riep hun hulp in bij de bestrijding van de kommunisten. Eén van de Guerini's werd uitgever van het door Deferre met CIA-geld opgerichte blad Le Provencal

De gebeurtenissen kwamen in een stroomversnelling toen in 1947 de kommunistiese gemeenteraadsleden van Marseille tijdens een gemeenteraadszitting door Guerini's gangsters in elkaar werden geslagen.Er braken demonstraties uit in de stad, en met behulp van door de CIA geleverde wapens schoten leden van de Guerini-bemde op de demonstranten, waarbij doden vielen. Er volgde een algemene staking. De socialisten hadden ondertussen de zo lastige CNR al lang gezuiverd van kommunisten en oud-verzetsstrijders, en in samenwerking met de door de CIA bewapende en van 'strategiese adviezen' voorziene gangsters van Guerini begon deze politie nu de stakende arbeiders te intimideren en aan te vallen. Vechtpartijen en moordaanslagen door politie en gangsters werden gedekt door de sociaal-demokratiese politici en vakbonden, arbeiders en kommunistiese voormannen werden vermoord. Toch werd de staking pas gebroken toen op advies van de CIA de USA dreigde om de transporten met voedselhulp naar het nog steeds hongerende Frankrijk stop te zetten. Deze dreiging met massale hongersdood deed de arbeiders uiteindelijk toegeven, maar het duurde nog tot 1950 voor de Guerini-familie definitief de baas werd over de havens van Marseille, een heerschappij die hen jarenlang in staat stelde Marseille als de grootste doorvoerhaven voor heroine te gebruiken. Ze bleven daarbij dienen als lijfwacht en 'propgandisten' van de Sociaal-Demokratiese partij in Marseille. Pas in 1967 kwam er een einde aan de Guerini-maffia en hun machtige verbond met de CIA en de partij van Mitterand, maar dat is weer een ander verhaal.

Dit alles wordt bevestigd door Tom Braden, die overigens ook in 1967 toen hij zijn eigen rol in deze affaires openbaar maakte, nog steeds een vurig verdediger was van de CIA en haar methodes:
"Ikzelf kwam op het idee om $15.000 aan Irving Brown(van de American Federation of Labour, AFL) te geven toen hij dat extra geld nodig had om zijn knokploegen in Middelandse-Zeehavens te betalen, die ervoor moesten zorgen dat de schepen gelost konden worden ondanks het verzet van de kommunistiese havenarbeiders.... Later gaf ik op een ochtend in Detroit $ 50.000 aan Victor en Walter Reuther (van de CIO) in oude biljetten van $50. Ze besteedden het geld voornamelijk in West-Duitsland om vakbonden daar te steunen........."

Over de hele wereld werden 'vakbonden' van dit soort door de CIA opgericht en gesteund. Dat daarbij niet de belangen van de 'vrije' arbeiders voorop stonden is duidelijk. Even duidelijk is het dat de bestuurders van deze bonden wisten in wiens dienst ze werkelijk stonden: kort na de onthullingen over deze CIA-operaties meldden hoge CIA-funktionarissen: "..Er is hierdoor geen enkel werkelijk probleem ontstaan met onze internationale arbeidersprojekten. Integendeel, vakbonden bijvoorbeeld in Brits Guyana die via CIA-kanalen werden gesteund, vragen nu om meer hulp dan ooit. Dus er is, tegen onze verwachtingen in, bijna geen schade aangericht..."

 

 

ANDERE TERREINEN

Het succes met de vakbonden en sociaal-demokratiese politieke partijen bracht de CIA op het idee dezelfde methode toe te passen op andere terreinen. Culturele organisaties, studentenorganisaties, pers en uitgevers, radio en tv; er was geen gebied waarop de CIA niet door middel van agenten en (vooral) veel geld invloed verwierf.

Terwijl in de USA en Europa iedereen in opperste paranoia op zoek was naar de zoveelste kommunistiese mantelorganisatie stampte de CIA de ene Amerikaanse mantelorganisatie na de andere uit de grond.

Tom Braden: "Ik herinner me nog hoe blij we waren met het succes van de door ons georganiseerde concerten van het Boston Symphony Orchestra. Of met Encounter een in Engeland verschijnend blad dat door de CIA werd gefinancieerd. Of met de Europese organisatie voor intellectuelen Congres voor Culturele Vrijheid. Onze agenten binnen dat soort organisaties stelden niet alleen in de besturen voortdurend anti-kommunistiese projekten voor, maar wezen ook de weg naar 'Amerikaanse Stichtingen' die bereid waren de financiële problemen van zulke organisaties te helpen oplossen. Dergelijke door de CIA opgezette stichtingen waren een prima dekmantel en waren natuurlijk altijd bereid om geld ter beschikking te stellen."

Binnen- en buitenlandse studenten- en jongerenorganisaties waren op dezelfde wijze vaak met handen en voeten gebonden aan de CIA (soms zonder dat hun besturen het zelf wisten). Tot diep in de 6Oer jaren ontving de Amerikaanse NSA (National Student Association) CIA-steun en werd gebruikt voor het werven van CIA-agenten en het verzamelen van informatie over studenten en universiteiten over de hele wereld.

Ook de meeste 'uitwisselingsprogramma's' waren CIA-operaties. Bekende Europese kunstenaars, wetenschappers, etc. werden getrakteerd op reisjes maar de USA, CIA-propagandisten kwamen als uitwisseling naar Europa, en onder de daarvoor in aanmerking komende hoofdredakteuren omroepmedewerkers, studenten en kunstenaars wierf de CIA zoveel mogelijk agenten. Berucht in dat verband is de International Police Academy in Washington waar grote aantallen politiemannen uit alle landen ter wereld in het kader van 'uitwisseling' een opleiding krijgen. De CIA beschouwt hen als een prima reservoir voor geheime agenten.

 

 

UITGEVERS, PERS

Op media~gebied heeft de CIA zich ook altijd danig geweerd. De respectabele uitgeverij Frederic A. Praeger in New York bekende in 1967 dat zij minstens vijftien boeken hadden uitgegeven op verzoek (en soms tegen betaling) van de CIA. Talloze anti~kommunistiese uitgevers en bladen werden na de oorlog door de CIA opgezet of gesteund. CIA-medewerkers noemen o.a. kranten als Le Combat en zelfs de NewYorkse kommunistiese krant 7he Daily Worker, die volgens hen enige jaren door de CIA gesubsidieerd werd 'om het Amerikaanse publiek duidelijk te maken dat het kommunisme een reëel gevaar was' (inderdaad zou een faillissement van de krant alle CIA- en FBI-verhalen over de kommunistiese dreiging wel een beetje belachelijk hebben gemaakt).

Toen een aantal van deze operaties en infiltraties aan het eind van de jaren 60 uitkwam (na dus 20 jaar lang ongehinderd gefunktioneerd te hebben) was het commentaar van de CIA:
"Het is heel duidelijk dat we een grotere afsplitsing van de operaties hadden moeten toepassen."

En onmiddellijk is de dienst daar dan ook mee begonnen: hoewel de CIA-invloed binnen allerlei organisaties en media ongetwijfeld nog steeds even groot is als 20 jaar terug, zijn de verbindingen beter versluierd, uitgelekte operaties zijn voor het grootste deel afgestoten, de omwegen waarlangs geld en pressie lopen zijn langer geworden en moeilijker aan te tonen.

Niet dat dat veel verschil maakt: de vaak zeer grove en opzichtige methoden van de CIA in het verleden hebben 20 jaar lang nauwelijks belangstelling gewekt, laat staan kritiek. Enerzijds doordat de greep van de CIA op de media groot genoeg was om ontstane lekken tijdig te dichten, anderzijds omdat de meeste journalisten en 'opinieleiders' die niet zelf op de CIA-loonlijst stonden, te laf waren om hetgeen ze verdomd goed wisten over hun bazen en kollega's te onthullen.

Het beste voorbeeld daarvan zijn de CIA-radiostations Radio Free Europe (RFE) en Radio Liberty (RL). Bijna iedereen in de media-wereld was op de hoogte van het CIA-eigenaarschap van deze zenders, maar toch werd deze kennis voor het grote publiek geheim gehouden.

 

DE 'FREE RADIO'

De stations RFE en RL werden aan het begin van de jaren vijftig door de CIA opgericht onder de dekmantel van partikuliere ondernemingen. Ze werden in naam bestuurd door raden van commissarissen in New York, die bestonden uit prominente politici, gepensioneerde generaals en grote zakenlieden zoals de president commissaris van General Motors James Roche en de president van CBS Frank Stanton.

Officieel was de taak van de stations het geven van 'juiste informatie' aan de bevolking van landen achter het ijzeren gordijn. Hoewel hun informatie stikte van de leugens en verdraaiingen vervulden ze in die eerste jaren ongetwijfeld een behoefte bij de mensen in Oost-Europa die verder alleen het gecensureerde Sovjet-nieuws tot hun beschikking hadden.

De CIA beschouwde de stations echter vooral als belangrijk om ontevredenheid te zaaien in de Oost-Europese landen, boodschappen door te geven (in code) en omdat ze als verzamelpunt dienden voor emigranten en vluchtelingen uit Oost-Europa waaronder nieuwe agenten geworven konden worden en inlichtingen konden worden verzameld.

De stations hadden zenders in Duitsland, Portugal, Spanje en op Taiwan. Ze werden voor ruim 95% gefinancieerd door de CIA, ongeveer 30 miljoen dollar per jaar.(Ter misleiding van het publiek werd er één maal per jaar in de USA een imzamelings-aktie gehouden voor de 'Vrije Radio' De baten daarvan waren in werkelijkheid zo gering dat de stations er nog geen week van zouden kunnen draaien, in 1969 bracht de aktie $100.000 op!)

In 1956 was er enige kritiek op RFE omdat deze zender in de dagen van de Hongaarse opstand berichten had uitgezonden waaruit veel Hongaren hadden begrepen dat het Amerikaanse leger hen te hulp zou komen als ze nog even volhielden. Hoe groot de invloed van RFE op de gebeurtenissen van 1956 werkelijk is geweest is niet duidelijk. Het is echter niet uitgesloten dat (zoals sommige CIA-mensen claimen) zowel de Hongaarse als de Poolse opstanden in 1956 en de Praagse lente in 1968 wel degelijk mede door de radiozenders in gang gezet zijn. De Sovjets zijn daar in ieder geval van overtuigd en hebben de zenders heel serieus genomen. Zo serieus dat de CIA halverwege de jaren zestig moest erkennen dat er mogelijkerwijs meer geinfiltreerde Sovjet-agenten dan loyale CIA-medewerkers bij de stations werkten. Na mislukte pogingen in 1968 werd dan ook in 1971 een reorganisatie doorgevoerd waarbij de financiering van de zenders voortaan openlijk door het Congres van de USA plaatsvond.

Dat de stations (die overigens ook bedoeld zijn om West-Europa de 'juiste informatie' te garanderen) nog steeds nauwe banden met de CIA onderhouden,al is het dan niet neer financieel, zal niemand verbazen.

 

TOT SLOT

De gegevens voor deze kleine realistiese analyse van de recente geschiedenis komen uit openbare bronnen zoals de tijdschriften: Ramparts, Saturday Evening Post, New York Times en Newsweek. Daarnaast zijn er talrijke boeken over de CIA, grotendeels verschenen in de jaren 70, waaronder Inside the company van Philip Agee, The CIA and the cult of Intelligence van Victor Machetti en John Marks en vooral A.W. McCoy's standaardwerk The Politics of Heroin in Southeast Asia.

Dat een groot aantal vakbondsleiders, sociaal-demokratiese politici, onafhankelijke persmensen, wetenschappers en kunstenaars jarenlang iedereen hebben bedrogen door heel andere belangen te behartigen dan ze voorgaven te behartigen en dat het diezelfde heren zijn,die hun posities danken aan leugens en bedrog, die nu zo luidkeels klagen dat 'de mensen nergens vertrouwen meer in hebben', dat zou je nog 'ironies' kunnen noemen. De vreselijke werkelijkheid is echter dat een geheime dienst, door niets en niemand gekontroleerd en gebruikmakend van de lafheid en de hebzucht van mensen die vertrouwd werden door de bevolking, kans heeft gezien om door middel van gangsters, knokploegen en leugenverhalen méér invloed op de geschiedenis van Europa na de oorlog uit te oefenen dan wie dan ook.

Zoals Tom Braden, ex-CIA-agent en gedeeltelijk verantwoordelijk voor deze operatie, met enige trots opmerkte:
"Zonder dat zou de na-oorlogse geschiedenis waarschijnlijk heel anders verlopen zijn."


poster

knipsel

knipsel

 

 


Home